Kerkelijke historie
Wortels:
De wortels van de Gereformeerde Gemeenten in Nederland vinden hun oorsprong in de Reformatie (1517) en de Nadere Reformatie (omstreeks 1608). De Nadere Reformatie kenmerkt zich als een beweging in de Nederlandse (vaderlandse) kerk die speciale aandacht heeft voor de praktijk der godzaligheid. Het gaat niet alleen om de gereformeerde leer of belijdenis, maar ook om een leven overeenkomstig die belijdenis. Een hoogtepunt in de geschiedenis vormt de Synode van Dordrecht (1618-1619), waarin de Schriftuurlijke leer van verkiezing en verwerping, zonde en genade, beleden en vastgelegd wordt in de Dordtse Leerregels of de Vijf Artikelen tegen de Remonstranten. Samen met de Nederlandse Geloofsbelijdenis en de Heidelbergse Catechismus vormen zij voortaan de Drie Formulieren van Enigheid.
Tegenbeweging:
In de loop van de 17de eeuw ontstaat een tegenbeweging tegen de gereformeerde belijdenis en wint het rationalisme in Nederland terrein. In dit moderne denken wordt Gods openbaring ondergeschikt gemaakt aan de menselijke rede. De 18de eeuw kenmerkt zich door toenemend verval in de vaderlandse (Gereformeerde) kerk. De geest van de Verlichting neemt meer en meer toe en verdringt de gereformeerde theologie. De klassieke gereformeerde leerstukken van zonde en genade en verzoening met God door de voldoening van Christus, verdwijnen meer en meer uit de prediking. Godsdienst wordt beperkt tot zedenleer.
Afscheiding:
Dit diepe verval leidt in 1834 tot de Afscheiding. De kerkenraad van Ulrum, onder leiding van haar predikant ds. Hendrik de Cock (door het provinciaal kerkbestuur afgezet vanwege zijn strijd voor de oude waarheid), maakt een ‘Acte van Afscheiding of Wederkering’ op. Hierin verklaart men zich af te scheiden van de Nederlandse Hervormde Kerk en terug te keren tot de waarachtige dienst des Heeren.
De ‘Afgescheidenen‘ zijn het onderling echter niet in alles met elkaar eens, waardoor er verschillende kerkengroepen ontstaan. Ook is er verschil van opvatting over de uiterlijke roeping en het aanbod van genade.
Ds. L.G.C. Ledeboer:
Ds. L.G.C. Ledeboer (hervormd predikant te Benthuizen), komt in 1840 in conflict met het classicaal bestuur van de hervormde kerk en wordt in 1841 afgezet. Ds. Ledeboer houdt zich uiteindelijk afzijdig van de Afgescheidenen en wil geen nieuw kerkgenootschap vormen; hij blijft hopen op een terugkeer van de Nederlandse Hervormde Kerk naar de gereformeerde belijdenis. De gemeenten die door hem worden gediend, noemen zich plaatselijk Gereformeerde Gemeente of Oud Gereformeerde Gemeente, of ook wel Gereformeerde Kerk of Nederduits Gereformeerde Kerk.
Vereniging:
Twee kerkengroepen die ontstaan zijn uit de Afscheiding, verenigen zich in 1869 onder de naam van ”Christelijke Gereformeerde Kerk”. Enkele gemeenten gaan hierin niet mee en blijven apart staan.
Doleantie:
In 1886 vindt de Doleantie plaats, de tweede grote afscheiding van de Hervormde Kerk, onder leiding van dr. Abr. Kuyper. De oude vaderlandse kerk is daarmee (eind 19de eeuw) uiteengevallen in ten minste vijf kerkverbanden:
1.) Nederlandse Hervormde Kerk.
2.) Christelijke Gereformeerde Kerk (1869).
3.) Gereformeerde Gemeenten (ontstaan sinds 1840 door de arbeid van ds. L.G.C. Ledeboer)
4.) Nederduitsch Gereformeerde Kerken (Doleantie; 1886).
5.) Gereformeerde Gemeenten onder het kruis (enkele gemeenten die niet waren betrokken bij de vereniging van 1869, of die zich daarvan later weer hebben losgemaakt, en die vanaf 1890 rond ds. E. Fransen te Lisse weer een vast verband vormen).
Ten slotte nog verschillende kleine groepen, zoals de Oud-Nederduitsch Gereformeerde Gemeenten en allerlei vrije gemeenten.
Christelijke Gereformeerde Kerk:
In 1892 gaan de Christelijke Gereformeerde Kerk (1869) en de Nederduitsch Gereformeerde Kerken (dolerende) samen onder de naam Gereformeerde Kerken in Nederland (in 2004 opgegaan in de Protestantse Kerk in Nederland, PKN). Enkele predikanten onttrekken zich aan de vereniging van 1892 en zetten de Christelijke Gereformeerde Kerk voort (vanaf 1947: Christelijke Gereformeerde Kerken).
Vereniging van 1907 – Gereformeerde Gemeenten in Nederland:
De (ledeboeriaanse) Gereformeerde Gemeenten en de Gereformeerde Gemeenten onder het kruis gaan in 1907 samen in één kerkverband. Zij vormden twee kleine reststromen van de Afscheiding van 1834. De vereniging krijgt haar beslag op de vergadering van 9 en 10 oktober 1907 te Rotterdam. Het nieuwe kerkverband krijgt de naam Gereformeerde Gemeenten in Nederland. Plaatselijk openbaart ze zich als Gereformeerde Gemeente te ... (met vermelding van de plaatsnaam).
Kerkscheuring 1953:
Er ontstaat een scheuring in het kerkverband, waarvan de basis is terug te voeren op een leergeschil over de prediking van het aanbod van genade. De synode ontheft dr. C. Steenblok van het docentschap aan de Theologische School. Degenen die het met de synodemeerderheid niet eens zijn, komen buiten het kerkverband te staan en vormen voortaan een kerkverband met de oorspronkelijke naam Gereformeerde Gemeenten in Nederland. Ook plaatselijk openbaart men zich nadien als Gereformeerde Gemeente in Nederland te ... (met vermelding van de plaatsnaam).